Het Schipperke, met zijn intelligente vossekopje, zijn pientere uitdrukking in de ogen

en zijn spitse oren is een oud Belgisch honderas. De herkomst van dit kleine, zwarte, altijd actieve en waakse hondje is echter op veel punten in nevels gehuld. Dat begint al met de rasnaam, die heel lang aanleiding heeft gegeven tot verwarring. Vroeger werd namelijk gedacht dat de naam verwees naar het woord schipper en dat de hond voornamelijk bekend zou zijn als metgezel van Nederlandse binnenvaartschippers. Hij zou op het schip een duidelijke taak hebben gehad, want hij moest het ongedierte verdelgen.
Deze theorie wordt tegenwoordig algemeen als mythevorming beschouwd. Het verhaal zou zijn ontsproten aan de rijke fantasie van Britse fokkers. Zij waren in de 19e eeuw zo gecharmeerd van het ras, dat zij er een aardige geschiedenis bij verzonnen. Op die manier werd het Belgische herdershondje, want dat is het Schipperke, een Nederlands schippershondje.
Nu kwam een en ander niet zomaar uit de lucht vallen. De Engelsen hadden wel degelijk kleine honden op schepen gezien, maar dat waren Keeshonden en geen Schipperkes. Het is echter geen wonder dat de Britten zich vergisten, want een Schipperke in volle vacht en
met een soms volle halskraag lijkt wel wat op de kleine Keeshond.
Daarmee is de de vraag waar het Schipperke nu werkelijk vandaan komt, nog steeds niet beantwoord. Moderne kynologische inzichten maken het zeer aannemelijk dat het hier om een bijzonder oud hondenras gaat, dat al eeuwenlang in de streek rond het Belgische Leuven bestond. Het was toen nog een zogenoemd landras. De eerste vermelding over het ras dateert van de 15e eeuw. In een kroniek noemde de monnik Wenceslas een kleine, Vlaamse, zwarte hond zonder staart, die hij voor de verpersoonlijking van de duivel hield. Daarmee schetste hij een onmiskenbaar portret van het latere Schipperke. In de 17e en 18e eeuw begon de geschiedenis van het Schipperke zich iets scherper te omlijnen. De bekende Belgische kynoloog Charles Huge – rond het einde van de 19e eeuw deskundig op het gebied van de Belgische Herdershonden – verkondigde dat het Schipperke afstamde van honden die in de 17e eeuw zeer bekend waren in de provincie Brabant. Deze honden, die Leuvenaars werden genoemd, waren wolfachtige herdershonden met doorgaans een zwarte vacht. Ze waren meestal eigendom van eenvoudige mensen, die de honden werk lieten doen dat paste bij hun schouderhoogte. Op die manier zouden de nakomelingen voor het gebruik zijn geselecteerd en ontwikkelden de honden zich in verschillende richtingen. De grootste waren herdershonden en van deze honden stammen de vier variëteiten van de tegenwoordige Belgische Herdershond af (de Groenendaeler, de Mechelaar, de Tervuerense en de Laekense Herdershond). De kleinste werden ingezet als ongedierteverdelger en als bewaker van het pluimvee en de boerderij. Deze honden waren de voorouders van het Schipperke. De naam die de kleine honden kregen, was afgeleid van het woord scheper, wat Vlaams is voor herder. Schipperke betekent dus niets anders dan kleine herdershond. De honden werden ook wel liefdevol ‘spitzke’ (vanwege hun puntige voorsnuit), of ‘moorke’ (vanwege hun zwarte kleur) genoemd.
In die tijd organiseerde een gilde schoenlappers uit een bepaalde wijk van Brussel regelmatig schoonheidswedstrijden voor honden, of eigenlijk meer voor mooie koperen hondehalsbanden. De halsband met het ingewikkeldste slot – om de fraaie halskraag van het Schipperke niet te beschadigen – kwam op de eerste plaats. De mensen verzamelden zich op zondagen met hun honden om het in die schoonheidswedstrijden tegen elkaar op te nemen. Enkele beroemde halsbanden kunnen nog in een museum in Brussel worden bewonderd. Het is aannemelijk dat deze bijeenkomsten hebben bijgedragen tot de verspreiding van het ras. Tegen het einde van de 19e eeuw kon men grote aantallen Schipperkes verspreid over heel België aantreffen. Hun aanwezigheid beperkte zich niet tot een enkele streek of een bepaalde leefomgeving. Ze waren zowel in de steden als op het platteland te vinden, een teken dat deze hondjes alom geliefd waren.
Over de opmerkelijkste lichamelijke eigenschap van het Schipperke, namelijk de afwezigheid van de staart, doen verschillende verhalen de ronde. Omdat men geen afdoende verklaring voor het stompstaartje had, ontstond de legende dat een van de schoenlapper; jaloers was op de mooie hond van een collega, da zijn mes nam en uit wraak de staart van die hond sneed. Men vond echter dat het hondje niets schoonheid had ingeboet en zo raakte een stompstaartje in de mode. De werkelijkheid is uiteraard anders. De meeste puppy’s van het ras worden gewoon met een staart geboren. Een paar dagen na geboorte wordt de staart dan gecoupeerd. De bewering uit het verleden dat het merendeel van deze hondjes al bij de geboorte staartloos zou zijn, is dus niet waar. De Britten hebben van huis uit een enorme belangstelling voor alles wat met honden te maken heeft. Zij zijn niet alleen geïnteresseerd in hun eigen rassen, maar zeker ook in die van andere landen. Die belangstelling bestond vroeger ook al. Zo toonden de Engelsen zich verrukt over het kleine, maar wel opvallende en parmantige Schipperke. Zij namen enkele exemplaren mee naar Engeland (er bestonden toen nog geen quarantainebepalingen), met als gevolg dat daar een ware rage rondom het Schipperke ontstond. De hondjes werden bij bosjes geïmporteerd. Op een gegeven moment kwam het zo ver, dat de Britten heel België afstroopten op zoek naar Schipperkes en die meestal voor een zeer lage prijs wisten te bemachtigen. Enkele Belgische kynologen zagen het gevaar en staken de hoofden bij elkaar staken om te proberen er iets tegen te ondernemen. Dat mondde uiteindelijk uit in de oprichting van de Schipperkes Club in 1888 en in juni van hetzelfde jaar werd de eerste standaard opgesteld. Toch leek het kwaad al te zijn geschied. Op de grote Onafhankelijkheidstentoonstelling van 1880 was er namelijk geen enkel exemplaar van het ras ingeschreven. Kennelijk was het bestand zo uitgedund, dat de eigenaars van het ras er geen interesse voor hadden om hun honden aan het publiek te tonen. Het is in dit kader het vermelden waard dat er in 1890 een Britse rasvereniging voor het Schipperke werd opgericht en dat de leden bijna allemaal exemplaren bezaten die uit België waren geïmporteerd. Rond het begin van de 20e eeuw was het type van het Schipperke nog niet zo uniform als tegenwoordig. Wat dat betreft had de nogal roofzuchtige belangstelling van de Engelsen ook een goede kant, want de Belgen werden daardoor aangespoord om heel selectief te fokken met de exemplaren die zij nog hadden. Er werden onder andere kruisingen ondernomen met Dwergkeeshonden, waardoor er Schipperkes verschenen die anders van kleur waren dan zwart. Prinses Marie Henriette van België had bijvoorbeeld een bruin Schipperke. Uiteindelijk werd het Antwerpse type – dat het midden hield tussen het Leuvense en het Brusselse type – toonaangevend voor het ras.
Inmiddels zat men in Groot-Brittannië ook niet stil. De Engelse kynologen handhaafden tot 1920 de normen die de Belgen aanhielden, maar besloten toen om behalve de zwarte vacht ook andere kleuren te erkennen, namelijk bruin, blond en créme. Door het samengaan van de Northern Schipperke Club en de English Schipperke Club werd het ras in 1923 ook erkend in andere Angelsaksische landen (Nieuw-Zeeland, Australië en Zuid-Afrika). In deze landen werden eveneens de Britse kleuren van het Schipperke erkend. Toch bleven die kleuren vrij zeldzaam en het zou tot 1974 duren voordat een blond Schipperke de titel Champion mocht voeren. De kynologische wereld in de Verenigde Staten was strenger. Daar heeft men de andere kleuren nooit willen toestaan. De Schipperke Club of North America stelt dat alleen gitzwart mag en dat alle andere vachtkleuren aanleiding tot diskwalificatie geven.
De periode tussen de twee wereldoorlogen mag voorspoedig worden genoemd voor het ras, want het verwierf ook in andere landen dan België en Engeland meer bekendheid. In de jaren ’50 begon de faam van het Schipperke echter te tanen. Ondanks de grote inzet van de gebroeders Verbanck leek het tegen de jaren ’70 zelfs in vergetelheid te raken. Gelukkig namen ook andere mensen het initiatief om dit tegen te gaan, Mevrouw L. Vanhove was een gepassioneerd liefhebster van het ras en zij gaf het nieuw aanzien.
De bekende Nederlandse kynoloog P.M.C. Toepoel schreef in 1933in zijn boek Onze Honden het volgende over het Schipperke: `…Het zijn heerlijke sportslui. Als ik mij voor wedstrijden oefende, tippelde mijn lievelingsschipperke trouw mee. Dat was dan toch de ene dag 15 kilometer en de andere dag 22 kilometer in vlugge gang. Het Schipperke is soms tè waaks. Die waarvan ik sprak, hield als ze onraad in huis waande niet op met blaffen, wat men ook zei of deed. Tegelijk met Schipperkes hield ik een Duitse Herdershond en kenmerkend was hoe nuchter ze waren vergeleken bij hun oostelijke vriend. Ze snapten bijvoorbeeld niets van verdriet over een ongelukkige liefde, een verdriet dat de Duitse Herder wel met mij deelde. Daarentegen heb ik bij de ziekte van een Duitse Dog en later bij die van mijn vrouw gezonde Schipperkes schijnziek in hun mandje zien liggen. Ze leefden ook plotseling weer op toen de crisis goed was verlopen. Ziekte, dat snapten ze, maar kniezen terwijl ik toch gezond was niet.(…) Het Schipperke is een keesachtig iemand, dus hij heeft een stevig, gedrongen lichaam met een zeer fijn geraamte. Het hoofd is een vossehoofd, nogal breed tussen de oren en met de mond korter dan de rest van de schedel. De stop is niet scherp. Het oog is klein en eerder eivormig dan rond, maar met een pientere uitdrukking. Het oor is klein, driehoekig, doorgaans rechtop en vouwt alleen in de lengte. Het is hoog aangezet. De neus is klein. Om de sterke hals zit een kraag die wordt opgezet als de hond zich opwindt.(…) In de beharing schuilt de moeilijkheid van dit ras. Die moet hard zijn, maar dan ontwikkelen zich geen overvloedige kraag en manen, en geen dito broek of culotte op de achterbenen. Dat lukt wel met zachter haar. De hond is altijd eenkleurig zwart, althans wit komt tegenwoordig ook voor.
GEDRAG
‘Klein, maar fijn en stevig’, dat is een uitspraak die van toepassing zou kunnen zijn op het Schipperke. Aan de buitenkant ziet hij er net zo uit als de meeste andere kleine honden, maar degenen die hem kennen wei hoe bedrieglijk het uiterlijk van dit hondje is. Een levendiger hondje dan het Schipperke bestaat waarschijn niet. Het is beslist geen hond die de wereld vanuit een luie stoel bekijkt. Het is één brok dynamiet, dat echt op zijn tijd ook lief en aanhalig is.
Belgische rassen staan bekend om hun sterke persoonlijkheid. Of ze nu klein of groot zijn, ze zijn geen van alle zacht van karakter. Dat sluit natuurlijk niet dat ze erg aanhankelijk zijn ten opzichte van hun baas. Een en ander geldt ook voor het Schipperke, maar men moet dan ook niet vergeten dat dit hondje van herdershonden afstamt. Die gaven hem zijn levend en onvermoeibare aard. Ondanks zijn kleine afmeting beschouwen deskundigen hem als een uitsteker waakhond. Hij heeft uiteraard een te kleine mond om echt gevaarlijk te zijn, maar hij weet boosdoeners toch voldoende respect af te dwingen. Zijn geblaf klinkt zonder aarzelen als hij ergens onraad vermoedt. Overigens heeft hij daar een fijne neus voor, want aanvallen zonder meer zal hij niet doen.
Het Schipperke slaapt maar heel licht en weet precies wat er in huis gebeurt. Bovendien verplaatst hij zich met grote snelheid en behendigheid, zodat hij snel ter plekke kan zijn als zijn aanwezigheid wordt gevraagd.
Zijn doordringende stem klinkt ver door, reden waarom hij zo moet worden opgevoed dat de buren geen last van zijn geblaf hebben. Als dat al op heel jonge leeftijd gebeurt, zal hij zich aan de huisregels aanpassen. Men kan hem bijvoorbeeld duidelijk maken dat hij twee keer mag blaffen als er iemand aanbelt, maar dat hij daarna stil moet zijn. Het Schipperke zal dat snel begrijpen en, wat mooier is, zich aan de afspraak houden.

Een ander kenmerk van herdershonden in het algemeen is dat ze zeer goedleers zijn en alles voor hun baas willen doen. Met het Schipperke is het al niet anders. Als hij een bepaalde training krijgt, zal hij de oefenstof eerder beheersen dan veel andere honden. Menig Schipperke heeft met goed gevolg de examens voor G & G afgelegd en daarbij een hoog puntentotaal behaald. Daaruit blijkt wel dat deze kleine hond bijzonder intelligent is en het geleerde kwiek ten uitvoer kan brengen.
Elk ras heeft zo zijn eigen legenden en verhalen. Ook bij het Schipperke ontbreekt het niet aan anekdotes over zijn slimheid. Zo is er het verhaal over een man die in een huurwoning woonde waar het houden van huisdieren niet was toegestaan. Hij had verschillende Schipperkes, die hij had geleerd om volkomen stil te blijven. Niemand van de buren heeft ooit geweten dat er in het aangrenzende pand een Schipperkeskennel was. Een ander had twee appartementen in hetzelfde gebouw, en vertoefde nu eens in het ene en dan weer in het andere. Hij had zijn Schipperke geleerd om met een belletje te rinkelen als er bezoek kwam en hij niet in de buurt was. Er zouden ook Schipperkes zijn geweest die kinderen van de verdrinkingsdood hebben gered of die in één dag leerden hoe ze geiten moesten hoeden terwijl ze toch gewend waren aan het stadsleven. Tenslotte was er ook nog een Schipperke dat zijn dove bazin waarschuwde als de telefoon overging.
Het portret van het Schipperke is niet compleet zonder een beschrijving van de diepe liefde die hij voor zijn baas en diens gezin voelt. Zoals alle Belgische herdershonden voelt hij zich beslist niet prettig als hij niet bij zijn baas kan zijn. Hij is echter wel erg zelfverzekerd en daarom niet onder de indruk van onbekenden. Die zal hij wantrouwig of onverschillig benaderen. Het Schipperke is dus geen allemansvriend. Het is een goudeerlijke hond die direct en duidelijk optreedt. Hij gaat lief met kinderen om, vooral als hij met hen is opgegroeid. Tegenover de kleintjes kan hij zacht zijn, terwijl hij voor de grotere kinderen een speelkameraad is die weet wat zijn rechten zijn. Hij wil dus niet als een stuk speelgoed worden behandeld. Het aardige van hem is dat hij graag meespeelt en apporteert, zeker als” er een bal in het spel is.

Het Schipperke is gezeglijk ten opzichte van andere honden, maar zal geen zoete broodjes bakken. Hij komt er rond voor uit dat hij zelfverzekerd is.
Schipperkes zijn bijzonder trouw aan hun baas. Ze zijn echter afstandelijk, zo niet wantrouwig ten opzichte van onbekenden. De kinderen uit het gezin betekenen zo veel voor deze honden, dat ze een zeer waakse houding aannemen als ze denken dat iemand `hun’ kinderen bedreigt.
zich niet bang maken door een grotere hond. Hij doet wel vriendelijk, maar moet niet onheus worden bejegend. Door zijn natuurlijke beweeglijkheid laat deze hond zich dikwijls verleiden tot heerlijk rondrennen met soortgenoten, vooral als hij jong is. Een punt dat wel overweging verdient is de aanschaf van andere huisdieren. Dan moet er namelijk goed rekening worden gehouden met de vroegere taak van dit zwarte hondje. Het Schipperke was immers ongedierteverdelger en geen rat, muis of wezel was veilig voor hem. Hij moet daarom al op zeer jonge leeftijd worden gewend aan andere huisdieren zoals katten. Als hij ze kent, zal hij ze geen kwaad doen. Het Schipperke kan zelfs ondergronds werk doen en zoals Terriers op bijvoorbeeld konijnen jagen, maar daar moet hij wel voor worden getraind. Het is dus een zeer veelzijdige hond, die alles zal doen om het zijn baas naar de zin te maken. Uit alles blijkt wel dat het Schipperke een bijzonder sportieve hond is. Lang stilzitten past niet bij zijn aard en is ook niet gezond voor hem. Daarom is hij het best op zijn plaats bij een sportieve baas die hem meeneemt op lange wandelingen of tijdens het joggen. Het Schipperke blijkt dan een groot uithoudingsvermogen te hebben, en kan onvermoeibaar blijven rennen, springen en zwemmen.
Alle Belgische rassen zijn sober. Ze zijn dan ook eeuwenlang in handen geweest van hard werkende mensen die zelf een niet al te vet gevulde pot op het vuur hebben staan. De honden zijn zo gefokt, dat ze voor wat betreft hun hoeveelheid voedsel vrij matige eisen stellen. Natuurlijk heeft de Vlaamse Koehond een grotere portie voer nodig dan het Schipperke, maar toch is ook hij sober voor zijn maat. Lekkere tussendoortjes of liflafjes maken het Schipperke al snel dik. Dit ras kan trouwens een hoge leeftijd bereiken. Exemplaren van 15 of 16 jaar oud zijn geen uitzondering.


RASGROEP: Herdershonden
AARD: Erg waaks, levendig, moedig en trouw, maar wantrouwig ten ,opzichte van onbekenden
GEMIDDELDE LEVENSDUUR: 15 jaar en ouder
SCHOUDERHOOGTE: 25-30 cm
GEWICHT: 3 – 9 kg
VACHT: Gitzwart; met langere manen en broek
AANLEG: Gezelschapshond
OMGANG MET KINDEREN: Goed
OMGANG MET ANDERE HONDEN: Goed
LEEFRUIMTE: Kan ook in de stad, zeer beweeglijk
VACHTVERZORGING: Borstelen en kammen
schipperkes wandeltocht 2018 Austerlitz